Nummer drie
We moeten onze ogen dichtdoen. Voor ons ligt een briefje met een nummer. Als je nummer genoemd wordt, mag je je ogen openen, het briefje oprapen en omdraaien. Achterop staat een opdracht. Deze voer je uit.
Ik krijg al kriebels in mijn buik van het idee dat ik een opdracht moet uitvoeren, zonder te weten wat deze is. Ik ben nummer drie en mijn nummer wordt als eerste genoemd. Ik open mijn ogen, buk me om het briefje op te rapen en lees wat op de achterkant staat.
Even slaat de schrik om mijn hart. Een spannendere opdracht had ik niet kunnen krijgen. Ik ben blij dat ik nog tijd heb om te bedenken wat ik moet doen. Er schiet me niets te binnen. Geen enkel liedje dat ik uit volle borst kan zingen.
Ik ben bij de training ‘veerkracht’. Samen met 9 andere collega’s, waarvan ik er maar één ken. Het is de laatste dag voordat mijn vakantie begint. De training is heel fijn, met opdrachten, filmpjes om stil van te worden en mooie spreuken. De training draait om jezelf, de oefening waar ik me nu in bevind ook. Al heb ik dat in eerste instantie nog niet in de gaten.
De schrik gaat voorbij en ik heb een liedje in mijn hoofd dat ik ga zingen. Een liedje dat ik de afgelopen weken heel vaak zing. Een liedje dat ik erg leuk vind, maar soms weer even vergeet. Laatst was hij op de radio. De tekst ken ik bijna helemaal, ik zing altijd vals, maar heb het grootste plezier. Ik zong ik uit volle borst mee, mijn handen meebewegend op het ritme. Ik zing ‘m onder de douche, tijdens het ochtendrondje en ik was van plan om ‘m ook nu te gaan zingen. Uit volle borst, voor al deze onbekende collega’s. Ik herhaal het refrein een paar keer in mijn hoofd en besluit dat ik het durf.
Als alle nummers zijn opgenoemd en iedereen zijn opdracht heeft kunnen lezen, staan we nog steeds met onze ogen dicht. Ik wacht op het moment dat de nummers opnieuw worden opgenoemd, nu om de opdracht uit te voeren. In plaats daarvan zegt de trainer dat we weer mogen gaan zitten. De oefening is voorbij.
Het nagesprek is interessant. Iedereen had dezelfde opdracht op zijn briefje staan. Niemand voelde zich echt comfortabel genoeg om het uit te voeren. Enkele collega’s hadden kinderliedjes in hun hoofd, die ze zouden zingen. Een iemand had besloten om de opdracht niet uit te voeren. Er gebeurde van alles in de hoofden en het lijf van de tien mensen die uit volle borst hun favoriete liedje moesten zingen.
Voor mij persoonlijk was het een overwinning. Waar ik als tiener vaak te horen heb gekregen dat ik niet mooi kan zingen, hield ik steeds meer mijn mond. Als juf veranderde dat, omdat ik enthousiast wilde meezingen als een kind jarig was, of bij de liedjes van de musical. Ik vind zingen heel erg leuk. Ik zing thuis vaak mee, in de auto, maar durf dat minder goed te doen als er publiek bij is. Toch besloot ik bij deze oefening om gewoon te zingen. Omdat het me niet uitmaakt dat andere mensen horen dat ik niet mooi kan zingen. Mijn enthousiasme maakt veel goed.
Het was toch spannend. Toen bleek dat het niet hoefde was ik opgelucht. In het nagesprek vertelde ik hoe ik me bij de opdracht voelde. Ik vertelde dat ik van plan was geweest om te zingen. ‘Welk liedje?’ vroeg Daan. ‘The basement people’, al wist ik eigenlijk niet zeker of dat de titel is. Daan kende ‘m niet en zoals dat vaak gaat, zei hij: ‘Zing eens een stukje’. Dus ik zong, twee, drie regels. Waarna hij ‘m nog steeds niet kende, maar de ander instemmend knikte.
Ik zong. Waar ik dat vroeger nooit gedurfd had, zong ik nu.
Grappige is dat iedereen een beetje de kriebels kreeg van de opdracht die op het kaartje stond. Dus ik ben niet de enige. Eigenlijk zouden we gewoon allemaal uit volle borst moeten zingen. Gewoon omdat dat leuk is.
Het liedje heet 'Undercover Martyn' en is van Two Doors Cinema Club