Pestkoppen in mijn kelder

Soms vraag je je af waarom je iets niet eerder hebt gedaan. Vorige week was ik in de kelder om op te ruimen. Ik had mijn herinneringskist in handen en besloot te bekijken wat ik allemaal had bewaard. Poëziealbums, mijn eerste schoentjes, een knuffel en foto’s. Tussen dat stapeltje foto’s lagen ze. De schoolfoto’s van de middelbare school. Ik bekeek ze en gooide ze bij het oud papier.

Het tweede en derde jaar van de middelbare school waren voor mij verschrikkelijk. Ik vond geen aansluiting bij mijn klasgenoten en voelde me er niet tussen passen. Twee jaar lang werd ik buitengesloten, belachelijk gemaakt, genegeerd, uitgelachen en vernederd. Ik heb nooit begrepen waarom. Waarom ik? Wat deed ik verkeerd?

Een paar jaar geleden herinnerde ik mij opeens waar het allemaal startte. Dat heb ik nooit eerder zo helder gezien. Als ik er aan terug denk, zie ik het voor me. Dat moment was allesbepalend. Ik had daar zeker mijn eigen aandeel in. Het had een ruzie moeten zijn, niet iets waarvoor ik twee jaar het mikpunt van de klas werd.

Van buiten liet ik het van me afglijden. Deed ik alsof het me niets interesseerde. Van binnen werd ik vermorzeld.

Deze kinderen bewaarde ik in mijn herinneringsdoos. Omdat ik ergens de overtuiging heb meegekregen dat je foto’s niet weggooit. Dat je herinneringen koestert en bewaart. Deze foto’s heb ik meegenomen naar mijn eerste huis, weer terug naar mijn ouders, meeverhuisd naar een ander huis en heb ik nu, ruim 20 jaar later nog steeds. Foto’s van mijn pestkoppen. In mijn kelder.

Ik besloot om mijn eigen regels te maken, mijn eigen overtuigingen te volgen. Ik heb ze weggegooid. Ze verdienen geen plekje in mijn herinneringenkist. Die is voor fijne herinneringen, jeugdsentiment, liefdesbrieven en foto’s van mensen waar ik om geef.

Aan mijn jonge, onzekere puber-ik wil ik zeggen dat het allemaal goed komt. Dat ik sterk ben en zacht. Liefdevol en behulpzaam. Nog altijd een beetje anders, maar dat ik dat omarm, juist het leukste vind aan mezelf. Dat ik me omring met mensen die me waarderen om wie ik ben. Dat ik veel te geven en te bieden heb. Dat die periode mij nog kan raken, als ik terug denk aan welke patronen dat heeft ingesleten. Maar dat ik stappen maak, mij ontwikkel en moeilijke dingen doe. Dat ik zelfs medeleven heb voor de jonge, onzekere pubers die mij hebben gepest. Zij hebben ook hun eigen verhaal, hun eigen redenen. Ik hoop dat het ze goed gaat en dat ze hun kinderen beter leren doen.